Wat kunnen we met deze wetenschap?

We gaan ons hierdoor realiseren dat het ‘moderne onderwijs’ toelatingsexamens, de leerplicht, specialisatie, CITO-toetsen en fusies heeft voortgebracht. Dingen die we als heel vanzelfsprekend ervaren, maar die ‘leren’ vaak veranderen van iets dat jongeren van nature leuk vinden, in een soort kinderslavernij. Waarbij veel energie verloren gaat met weerstand, faalangst, disciplinering en machtsstrijd. Deze problemen worden echter meestal met lapmiddelen bestreden, omdat de veroorzakende uitgangspunten niet ter discussie staan.

Die uitganspunten komen via het utopisch denken wèl ter discussie te staan. Toen Everett Reimer in 1971 ongeveer dezelfde denkstappen doorgelopen had, schreef hij in zijn ‘School is dood’: “Leraren stonden in hoog aanzien voordat er scholen waren, en dat zal wel weer het geval zijn wanneer zij hun beroep kunnen uitoefenen zonder de dwang van verplichte aanwezigheid, een van bovenaf opgelegd leerplan en de vier muren van een klaslokaal.”.

Voor de utopische denker is het de kunst om diepgewortelde culturele vanzelfsprekendheden op het spoor te komen en ideologische heilige huisjes, zoals het streven naar ‘gelijke kansen voor iedereen’. Wat is daarvan het tegenovergestelde? Is dat ‘ongelijke kansen voor niemand!’ Kent u ondersteunende bewijzen voor dit idee? Hoe denkt u dat te bereiken? Misschien wel door op elke leeftijd iedere vorm van onderwijs en studiefinanciering voor alle mensen beschikbaar te maken. Bestaat dat al ergens?

Deze vanzelfsprekendheid op de helling zetten, wordt nog aantrekkelijker wanneer we een conclusie lezen van in een rapport van het Sociaal Cultureel Planbureau: “Uit een oogpunt van kansengelijkheid zou het stapelen van verschillende opleidingen juist aangemoedigd moeten worden, maar uit het oogpunt van kostenbeheersing poogt de overheid dit terug te dringen” (SCP, 1999).

Leren van iedereen

Nog een voorbeeld: Op school worden onze kinderen aan bepaalde leerkrachten toegewezen. Dat het kind daarbij geen zeggenschap heeft, vinden we volkomen vanzelfsprekend. Misschien zien we het zelfs als een goede voorbereiding op later; als het onder een vervelende baas moet kunnen werken.

Vraag voor de lezer: Van welke leerkracht heeft u in uw leven het meeste geleerd en vondt u deze aardig of onaardig?

Het tegenovergestelde van bovengenoemde vanzelfsprekendheid heeft onze ‘sociaal-emotionele leertheorie’ voortgebracht. Een visie die voorspelt dat de meeste lezers op de vorige vraag “aardig’ hebben geantwoord. Overal vinden we bewijzen dat een leerling meer opsteekt naarmate hij of zij de docent sympathieker vindt. Dit komt omdat de voorbeeldfunctie van de leraar het meest basale mechanisme in kennisoverdracht is — iets dat we ook bij chimpansees zien. Onbewuste vereenzelviging met de docent is veel belangrijker dan de bewuste cognitieve verwerking van zijn stof, want dat komt vanzelf bij voldoende ‘na-apen’. Maar wanneer de leerling de leraar niet mag, zal er geen identificatie plaatsvinden. Het tegendeel kan dan gebeuren: De leerling wil niet zo als de leerkracht worden en gaat zich tegen diens lesstof verzetten.

Hoe gaan we de ‘post-moderne school’ inrichten als we geloven dat ‘kennis via kanalen van positieve menselijke relaties stroomt?’ Dan zullen we leerlingen zelf hun mentoren laten kiezen; waardoor ze nooit meer een stomme-rot-leraar krìjgen. Ook hoeft niet iedere docent elke leerling te accepteren, want sympathie komt zelden van één kant. Trouwens, bij Eigenwijs in Nijmegen brengen ze dit alternatief al jaren in praktijk.

 

Reageren is niet mogelijk.