Vertrouwen?

Nog meer lastige vragen komen op, zodra onderwijskundigen af zien van het ‘gewone’ leren onder beloning en dwang en de intrinsieke ontwikkeling van mensen gaan bestuderen. Want dat kinderen zich 150 pokémon of de namen van alle spelers van europese elftallen eigen maken, doet de vraag rijzen Waarom laten we op school kinderen niet gewoon dat leren waar ze zelf zin in hebben? Dat zou immers een hoop ellende schelen. Maar we doen dat niet, omdat we kinderen dat niet toevertrouwen. Deze constatering confronteert ons meteen ook met de impliciete aanname dat bepaalde kennis ‘juist’ en onmisbaar is en dat kinderen dat niet voldoende beseffen.

Neill mikt met Summerhill vooral op de intrinsieke motivatie en hij betoogt “Niet-geïnteresseerde leerlingen die onder dwang moeten leren, worden oncreatieve onderwijzers, middelmatige artsen en incompetente juristen, terwijl het ook uitstekende technici, metselaars of politie-agenten hadden kunnen worden.” En hij gelooft liever dat “Creatieve mensen uit zichzelf zich de gereedschappen eigen maken waarmee ze hun originaliteit, talent en geestkracht kunnen ontplooien” (Neill, 1960).

Mensen die Neill’s Summerhill school bezochten vroegen vaak “Zullen de kinderen jullie later geen verwijten gaan maken dat ze geen rekenen en muziek hebben geleerd?” Neill’s antwoord daarop was “De jonge Freddy Beethoven en de jonge Tommy Einstein zullen hun weg naar de muziek en de wiskunde wel vinden. Je kunt kinderen niet dwingen muziek te leren zonder ze tot op zekere hoogte tot willoze volwassenen te maken. Je maakt ze daarmee tot conformisten.” (Neill, 1960).

Wat gebruiken mensen eigenlijk voor kennis en vaardigheden in hun leven? Het door Daniel Goleman verbreide inzicht dat emotionele intelligentie belangrijker is voor maatschappelijk succes dan cognitieve intelligentie, moeten we als een recente doorbraak in deze richting beschouwen. Op de utopische post-moderne school zou ‘zelfvertrouwen’ wel eens ieders hoofdvak kunnen zijn.

Voor je eigen bestwil

Galileo is een voorbeeld van iemand die creatief omging met de druk die zijn vader op hem uitoefende. Hijzelf wilde wiskunde studeren, maar zijn vader dwong hem voor een studie medicijnen te “kiezen”, omdat dokters meer verdienen. Stiekem bleef hij met wiskundesommen bezig tot zijn vader niet meer naar hem omkeek. Op vijfentwintig-jarige leeftijd werd Galileo professor in de wiskunde aan de universiteit van Pisa, raakte geïnteresseerd in zwaartekracht en voerde op eigen houtje experimenten uit. Dit alles resulteerde ondermeer in het uitvinden van een thermometer, een slingeruurwerk en een kompas waarmee je de zuiverheid van metalen kon testen (Arnold, 2000).

Hebben we niet alle maatschappelijke vooruitgang aan eigenwijze donders te danken die de meester niet geloofden? Denk ook aan Einstein, die heel zijn schooltijd strijdde met zijn leraren, omdat hij niet van de manier hield waarop zij les gaven.

Dit roept de uitdagende vraag op of de school mensen juist wèl bepaalde kennis moet opdringen, om zo hun verzet daartegen te mobiliseren?

Janusz Korczak was een strategisch pedagoog. Hij schreef al in 1919 dat we kinderen juist dingen moeten verbieden om hun wilskracht te versterken, hun inventiviteit en kritisch vermogen te stimuleren, evenals hun vaardigheid in het ontsnappen aan controle.

Darwin, Galileo, Einstein, het lijken uitzonderingen. Nee, het zijn uitzonderingen. Zij waren phoenixen die uit de as van het onderwijs wisten te herrijzen. Moeten we ze in het alternatief van de postmoderne school als voorbeeld nemen?

Of moeten we juist van de middelmaat uitgaan, die niet tegen de dwang van het onderwijs opgewassen is?

 

Reageren is niet mogelijk.