Hoe kunnen we voorkomen dat pesten een probleem wordt?

Je zou pesten met regenen kunnen vergelijken: af en toe een buitje regen hier en daar is goed voor de natuur, maar over­stromingen moeten we zien te voorko­men.

Net zoals ik verwacht dat aan het natuurverschijnsel regenen geen einde komt, verwacht ik ook dat pesten blijft bestaan. De manier waarop we met pesten als verschijnsel omgaan, zal in mijn ogen wèl veranderen. Met dit artikel hoop ik daar een bijdrage aan te leveren.

Zoekt u nog een zondebok?

Regelmatig wordt onderzoek gedaan naar pesten. Niet alleen naar pesten bij kinderen. Vorig jaar verschenen in Personeels­werk (22 maart 1997) en in de Intermediair (3 april 1997) de eerste artikelen over pesten onder werknemers. De aanleiding voor deze publicaties was een onderzoek van de Rijksuniversiteit Leiden (RUL). “Pesten komt veel meer voor dan de onder­zoekers dach­ten”, aldus Roelfsema in Intermediair. “Drie op de tien Nederlandse werknemers worden gepest, één zelfs in ernstige mate” is een conclusie van het onderzoek van Hubert en Steen­sma (RUL). Organisatieadviseur Henry Walter heeft berekend dat Duitse bedrijven ieder jaar gemiddeld 65 duizend gulden per slachtoffer van pestgedrag besteden. En uit Zweeds en Duits onderzoek is gebleken dat van alle werknemers een kwart te maken krijgt met ‘mobbing’, zoals wetenschappers het pestge­drag onder werknemers graag noemen.

Indrukwekkende cijfers misschien. Maar wat leveren ze op?

In ieder geval een aardige rekening voor de baas van de onderzoekers. Maar wat betekent dit verder voor de benadering van pesten?

In hun artikel gaven de onderzoekers Hubert en Steensma aan dat ze hoopte dit jaar een interventie- en preventieprogramma klaar te hebben. “Bedrijven kunnen een contract onderte­kenen waarin staat dat pesten niet wordt getolereerd, net zoals dat tegenwoordig op scholen wordt gedaan,” aldus Hubert, die deze aanpak als volgt motiveert: “In Scandinavië blijkt dat twee jaar na het invoeren van zo’n programma het pesten op scholen met de helft is afgeno­men.”

Hoe zit het buiten die scholen? vraag ik mij dan argwanend af. En hoe maken die kinderen het, die -op school- minder pesten?

Persoonlijk heb ik weinig vertrouwen in zo’n niet-tolerantie-aanpak, omdat het in feite bekrach­tigt wat het probeert te bestrijden: het zondebokfenomeen. Voor zover ik kan overzien, wordt bij deze aanpak pesten onderdrukt, zonder dat met het deel dat verant­woordelijk is voor dat pestgedrag, gedragsal­ternatieven ontwikkeld worden. De pester, -of liever gezegd het pestdeel van degene die pest- wordt als het ware als zondebok uitgesto­ten. In feite worden daarmee de rollen omgedraaid. En daarmee wordt het proces dat we proberen te veranderen juist bekrach­tigd. Op lange(re) termijn zal een dergelijke vorm van verdringing, uitbanning, uitdrijving, het probleem waarschijnlijk niet oplossen, omdat -zoals de psychologen Derks & Hollander zeggen:- ‘excor­cisme’ vaak geen blijvende nieuwe hulpbronnen oplevert, maar slechts verdere verdringing (Derks & Hollander, 1996). Vroeg of laat zal een verdrongen deel weer om het hoekje komen kijken. Vaak met geniepig(er) of nog moeilijker hanteer­baar gedrag.

 

Reageren is niet mogelijk.