De kern van verandering ligt in het vergroten van keuzemoge­lijkheden

Laten we ons richten op het vergroten van keuzemogelijkheden van pesters en kinderen die gepest worden, in plaats van pesten te verdringen of te onderdrukken.

Dit kan op verschil­lende manieren. Grofweg onderscheid ik twee manieren: 1. nieuw gedrag aanleren en 2. hulp­bronnen activeren en overbrengen, waardoor gedrag waarover iemand in bepaalde situaties beschikt ook toeganke­lijk wordt in andere situaties.

Blijvende gedrags­verande­ring berust op het principe van het uitbreiden van keuzemoge­lijkhe­den. Een kind gaat over van lopen naar kruipen wanneer het zich lopend beter voort kan bewegen. Je leert kruipen echter niet af; in situaties waarin het beter uitkomt (bij­voorbeeld wanneer je door een lage grot moet, je je enkel verzwikt hebt, met een klein kind op de grond speelt of je contactlens verloren bent), kun je er op terug vallen.

In het algemeen kun je zeggen dat gedrag waarvoor je een beter alternatief ontwikkelt, zichzelf overbodig maakt. Ook pesters hebben vaak behoef­te aan gedragsalternatieven. Sommige pesters zijn bijvoorbeeld vroeger zelf erg gepest en pesten om te voorkomen dat zij opnieuw slachtof­fer worden. Zij weten hoe erg het is om gepest te worden en zullen gemotiveerd zijn te stoppen wanneer zij een betere manier weten om te voorkomen dat zij zelf gepest worden. In een aantal gevallen pest iemand omdat hij denkt dat anderen dat van hem verwach­ten, terwijl hij er zelf liever mee op zou houden. Hij weet alleen niet hoe. Net zoals Rogier (16): “Na schooltijd stonden ze allemaal te wachten hoe ik Maaike nu weer eens te grazen zou nemen. Eigenlijk baalde ik er zelf allang van. Gelukkig heb ik ‘t nu te druk met mijn rockgroep, ik ga meteen naar huis” en Debby (13): “Ik was altijd de gangmaker in de klas, een vast groepje deed graag mee met het uitschelden van andere meiden, hun tassen afpakken en in agenda’s gemene dingen schrijven. Het was eerst wel geinig maar op ‘t laatst kon ik met niemand meer gewoon praten. Ik was blij dat ik op paard­rijden mocht, daar verwachten ze tenminste niet van me dat ik steeds ging pesten. En ik kreeg daar een echte vriendin.” (Vonkeman e.a. 1995).

Voor we ingaan op manieren waarop we keuzemoge­lijkheden kunnen vergroten van mensen die met pesten te maken hebben (kinderen die pesten en kinde­ren die gepest worden en passie­ve en actieve betrokkenen), is het interessant nog even stil te staan bij cruciale verschillen tussen kinderen die systema­tisch gepest worden en kinderen die geen ge­schikt slachtoffer zijn voor systematische pesterijen. Zit hem dat vooral in het uiterlijk of afwijkingen van normen?

 

Reageren is niet mogelijk.