Schuiven met beelden in je Sociaal Panorama

In principe kun je iemand op twee manieren wijzigingen in zijn Sociaal Panorama aan laten brengen: door te schuiven en door ontbrekende vermogens over te brengen. Verschuiven kan op twee manieren: a. ‘experimenteel schuiven’ en b. schuiven op basis van een refe­rentiepositie.

De belangrijkste maatstaf bij verande­ringen van de weergave van een persoon in iemands Sociaal Panora­ma is het gevoel van de ‘Sociaal Panorama eigenaar’. Check altijd hoe iemand zich voelt nadat hij een verandering heeft aange­bracht: voelt het pretti­ger of minder prettig? Voelt het okay, dan is het prima. Voelt het (nog) niet okay, laat dan de verandering terug draaien of ga verder met het over­brengen van ontbrekende vermogens (techniek 3).

Techniek 2a: experimenteel schuiven

Bij experimenteel schuiven, verander je proefondervindelijk de hoogte en/of afstand en/of richting van een representatie waarbij gevoelens over verbetering/verslechtering bepalend zijn voor het aanbrengen van (verdere) veranderingen.

Als je bijvoor­beeld iemand groot en centraal waarneemt, kun je deze persoon naar achte­ren bewegen, kleiner laten worden of naar links of rechts bewegen.

1. “Doe je ogen dicht en denk aan alle mensen van de wereld om je heen.”

2. “Denk nu eens aan iemand waar je verlegen of onzeker van wordt. Waar voor jouw gevoel zie je die persoon (neem je die persoon waar)?”

> Bij kinderen die gepest worden, noem je hier de naam van de (belangrijkste) pester.

> Bij kinderen die pesten, noem je hier de naam van een slachtoffer.

3. “Geef eens aan op welke afstand, in welke richting, op welke hoogte je hem/haar waar­neemt.”

> Laat het kind dit aanwijzen en/of vertellen.

4. “Verander nu eens iets aan die persoon. Maak hem eens kleiner, verder weg. Of juist groter en haal hem dichterbij. Wat verandert er dan voor jouw gevoel? Wordt het prettiger of minder prettig?”

> Idem met links/rechts.

5. “Breng die veranderingen aan die voor jou goed voelen.”

“En maak de plek waar je hem/haar eerst zag schoon.”

Een kind dat gepest wordt en zijn pester groot waarneemt, suggereer je de pester naar achteren te schuiven en kleiner te maken.

Een kind dat op een ander kind neerkijkt, suggereer je het kind groter te laten maken. Dichtbij halen is hier meestal geen goede suggestie, omdat ze dan het gevoel kunnen krijgen dat de ander hen teveel ‘op de huid zit’.

Soms gaan deze verschuivingen moeiteloos, soms geeft iemand aan: “Het lukt niet.” “Ik kan hem niet verschuiven”, of “Hij schiet iedere keer weer terug”.

Dit zijn indicaties voor het ontbreken van hulpbronnen. In dat geval ga je door met techniek 3.

 

Reageren is niet mogelijk.