Aanvullen

Een docent en een leerling kunnen elkaar goed aanvullen. Zowel in een leerproces als in het oproepen van faalangst. Het is de kunst van een docent op zijn leerlingen in te spelen. Misschien ben je in de loop van dit artikel gaan evalueren. Heb je bij de verschillende voorbeelden gezichten van docenten gezocht. Wellicht heb je jezelf, collega’s en leerlingen getoetst op criteria die hier gegeven zijn.

Ik weet niet tot welke conclusie je gekomen bent, maar wil je in de begeleiding van docenten en leerlingen verder komen, kan ik je van harte aanbevelen stil te staan bij de volgende punten:

* Wat is het doel van evaluaties? Bepaal dit doel (per evaluatie) en breng leerlingen daarvan op de hoogte.

Een docent die een toets kadert met de woorden: “Ik wil graag weten wat ik goed overgebracht heb op jullie en wat ik nog beter uit kan leggen”, roept een hele andere reactie op dan iemand die een toets aanbiedt als een selectie- of machtsmiddel.

* Wil je een product evalueren of een proces?

Wanneer leerlingen geen feedback krijgen over het proces, ontneem je hen leerkansen. Draait het toetsen om de scores en worden de toetsresultaten klassikaal bekend gemaakt, zonder dat een foutenanalyse gemaakt wordt, dan wordt in feite een product geëvalueerd en niet een leerproces.

Het is interessanter om te weten hoe een leerling aan een fout antwoord komt dan dat je vast kunt stellen hoeveel fouten iemand ergens in maakt. Via proces-evaluaties kan iemand tot een betere werkwijze worden gebracht. Dat maakt het zinvol na te vragen hoe een leerling een bewerking uitvoert. Daarmee kun je voorkomen dat een leerling trucjes leert toe te passen zonder te weten waar hij in feite mee bezig is of dat hij dingen stomweg uit zijn hoofd leert. Een aantal dingen is zinvol om uit je hoofd te leren; in een aantal gevallen is het volkomen zinloos of zelfs ondermijnend voor je leer-kracht om je brein op zo’n manier te belasten en af te gaan op je geheugen. Er zijn namelijk dingen die je, wanneer je ze begrijpt, niet hoeft te onthouden. Zo is het bijvoorbeeld vaak beter een definitie te proberen te begrijpen. Snap je hem eenmaal, kun je er altijd mee werken. Leer je hem uit je hoofd, betekent dat niet automatisch dat je hem begrijpt en kun je de essentie missen. Zeker wanneer je geheugen je op een spannend moment in de steek laat.

Proces-evaluaties helpen leerlingen van het begin af aan dingen te begrijpen en niet klakkeloos aan- of over te nemen of zondermeer uit hun hoofd te leren, waardoor de kans dat zij succesvol een school doorlopen groter wordt. (Want iemand die vooral presteert dankzij een goed geheugen loopt vast wanneer de omvang van de stof fors toeneemt èn bij vakken waar het op inzicht aankomt, zoals wis- en natuurkunde. Kijk maar naar mij…)

* Waarmee vergelijk je?

Leerlingen kunnen zichzelf met klasgenoten meten. Er zullen altijd leerlingen zijn die iets beter of minder goed kunnen dan zij. Voor hun eigen ontwikkeling is het interessanter wanneer ze een idee krijgen van hun eigen vorderingen. Vergelijk de prestaties van Sophie dus niet met die van Trea, maar met de vorige prestatie van Sophie. En nodig haar daar ook toe uit.

* Welke criteria kan een leerling zelf toetsen?

Help een leerling zelf criteria te ontwikkelen. Dit kan bijvoorbeeld door de leerling successievelijk de vragen: “Wat vind je goed?” en “Wat kan beter?” te laten beantwoorden. Als een leerling dit ook zichzelf af gaat vragen, leert hij zèlf criteria te stellen en zijn eigen werk daarop te toetsen. Zeker bij creatieve zaken is dit interessant.

Je kunt tevens een aantal criteria aanreiken waarop de leerling zelf zijn werk kan beoordelen zodat een leerling zich die eigen kan maken; kan internaliseren. Dit helpt een leerling ook om te bepalen wanneer hij klaar is en kan stoppen met een (voorbereidings)proces.

* Ga bij een faalangstige leerling na wat het motief is van zijn angst en zoek vervolgens samen op welke manier(en) hij dat doel beter kan realiseren. Vraag daartoe: “Wat probeer je te bereiken of te vermijden met je druk/angstig te maken?” En vraag in reactie op het antwoord op die vraag: “En waarvoor is dat belangrijk?” Dit levert je één of meer motieven op. Spiegel de leerling voor dat de manier waarop hij/zij nu probeert dit te realiseren dit proces eerder ondermijnt dan ondersteunt en ga samen na hoe de leerling dit beter kan realiseren. Nodig de leerling uit om deze ideeën zo concreet mogelijk te maken, zodat de leerling op gedragsniveau weet wat hij/zij kan ondernemen.

Succes!

 

Derks, L. (1988). Creativiteitsmanagement. Amsterdam: The William James Foundation.

Mol, H. (1998). Wie zoet is krijgt lekkers, wie stout is… in: Tijdschrift voor Leerlingbegeleiding, jaargang 21, nummer 3.

KADER:

Als docent kun je faalangst oproepen door:

1. toetsen als machtsmiddel te gebruiken

2. cijfers centraal te stellen en niet de totstandkoming daarvan

3. een klimaat te creëren waarin geen fouten mogen worden gemaakt

4. geen of onduidelijke criteria te geven

5. de stof in een andere vorm te toetsen dan je hem hebt aangeboden

6. te hoge criteria te stellen

7. te weinig tijd te geven om aan de criteria te voldoen

8. onduidelijk te zijn over het toetsmoment

Pagina's: 1 2 3 4

Vorige pagina

 

Reageren is niet mogelijk.