Ontwaakt de vlam of brand je op?

Henriette Mol

Links en rechts van je zie je ze afhaken. Collega’s die het niet meer zien zitten. De pijp is leeg. De kachel opgebrand. Burned-out; een veel voorkomend verschijnsel. Maar in dezelfde tijd dat mensen afhaken, worden er ook mensen enthousiast. De voorgestelde verandering die voor de één de finale druppel is, is voor de ander de vonk waardoor het ‘heilig vuur’ in hem ontspringt. Hoe komt het dat een verandering door de ene persoon als bedreiging en (extra) belasting gezien wordt en door de ander als uitdaging? Wat is nu het verschil dat het verschil maakt?

Laten we eens twee mensen vergelijken die de kans kregen op hun school te vernieuwen.

Moetat Orang Kodok[1] komt bij me voor persoonlijke coaching. Hij ziet erg op tegen het nieuwe schooljaar. Met de invoering van het studiehuis heeft hij het idee dat zijn fundamenten wegzakken. Hij heeft geen duidelijke ideeën over hoe zijn werksituatie er na de vakantie uit gaat zien. Omdat hij nooit een voorstander van het studiehuis geweest is, heeft hij zich zover mogelijk buiten alles gehouden wat daar mee te maken had. “Laat mij nou maar gewoon les geven,” heeft hij altijd gezegd. “Daar ben ik voor opgeleid: docent, geen mentor. Waarom kunnen we alles niet gewoon laten zoals het is? Wat goed genoeg was voor mij, werkt ook voor mijn kinderen,” schermde hij lange tijd. Maar nu het zover is, is het (letterlijk) geen ver-van-mijn-bed-show meer. Moetat heeft slaapproblemen. De onzekerheid die hij ervaart, houdt hem lang wakker. Vaak schiet hij kort nadat hij in slaap gevallen is, zwetend overeind. ‘Dat verdomde studiehuis!’ zegt hij verbeten, boos op zichzelf dat hij er dag en nacht mee bezig is.

Hoekan Kikkerman heeft al een jaar ervaring met het studiehuis. Hij is stafmedewerker van 4 VWO en heeft er met zijn collega’s voor gekozen al vrijwillig te beginnen met de invoering van het studiehuis in ’98. Hij was aardig aan vakantie toe, toen ik hem interviewde in juni ’99. “Er is een enorme krachtsinspanning gevraagd. We moesten zowel grote als kleine dingen op poten zetten. Op het gebied van de organisatie, de vakgebieden en het mentoraat. Dat kost veel energie. We hadden problemen met methodes. Veel methodes waren er niet af. Ja, we moesten het wiel vaak uitvinden.” Ik knik wat meelevend, maar dan geeft Hoekan hier een verrassende wending aan: “En dat is prettig; je moet het zelf bedenken. Dat vergroot de betrokkenheid van jezelf en de docenten.”

Eén zin van Hoekan dekt eigenlijk de inhoud van ons hele gesprek: “Vernieuw op een manier waar je zelf achter staat. Loop er niet klakkeloos achter aan.”

Hoekan en Moetat vertonen met name een verschil in leer-kracht; de kracht om je dingen eigen te maken. Hoekan zegt bijvoorbeeld: “Je kunt enorm veel van leerlingen leren”, terwijl Moetat er van overtuigd is dat je als docent alles moet weten en leerlingen slechts van jou moeten leren. Er zijn docenten die op het punt staan met de VUT te gaan en nog dolgraag cursussen en studiedagen volgen (zij hebben veel leer-kracht), terwijl anderen letterlijk aangeven: “Op mijn leeftijd heeft dat geen zin meer. Wat kan ik nou nog leren?” De kans is groot dat docenten van het eerste type ook nog met plezier lesgeven. Vaak zijn ze ‘met de tijd meegegaan’, terwijl hun minder leer-krachtige collega’s graag vasthouden aan oude lesmethoden en/of les geven als een soort repeterende langspeler.

Iedereen wordt met veel leer-kracht geboren. Verschillende factoren kunnen iemands leer-kracht positief en negatief beïnvloeden. Hierover staat meer geschreven in hoofdstuk 2 van mijn nooit verschenen boek over leer-kracht. In dit artikel wordt een verband gelegd tussen leer-kracht en veranderingsbereidheid.

Pagina's: 1 2 3

Volgende pagina

 

Reageren is niet mogelijk.