Pesten, hoe haal je het in je hoofd?

Pesten en het Sociaal Panorama

Henriette Mol

Haar hart begint steeds harder te klopppen. Ze kijkt razend­snel om zich heen. Hoe kan ze ontsnappen aan deze leeuwen? Ze rent, rent voor haar leven. Maar helaas. Aan vijf leeuwen is niet te ontkomen. Een akelige schreeuw klinkt door de Savan­ne. De vijf leeuwen lopen rustig naar de rivier.

“Leeuwen doden niet alleen voor de honger,” klinkt er door de luidspre­kers van de televisie, “Dit luipaard vormde een bedreiging voor de leeuwen omdat het in hetzelfde gebied jaagde als zij, op hetzelfde voedsel.”

Hoe cru dit ook mag zijn voor de kijker -die bovendien weet dat het luipaard twee jongen achterlaat die onherroepe­lijk van de honger om zullen komen- toch heeft hij er ergens vrede mee. Zo is de natuur…

Ook pesten is een natuurverschijnsel. Maar de meeste mensen hebben daar geen vrede mee. Dieren pesten elkaar. Mensen pesten dieren en mensen pesten mensen. Soms zelfs tot de dood er op volgt. Van een arends­oort is bijvoor­beeld bekend dat een zwak jong door een sterker broertje of zusje net zolang gepikt kan worden en van het voedsel afgehou­den tot het zwak genoeg is om uit het nest gegooid te worden.

Als we een dier een ander dier zien pesten, vragen we ons niet af hoe hij het in zijn hoofd haalt om dat te doen. Haast automa­tisch gaan we er vanuit dat dieren elkaar pesten om hun eigen overlevings­kansen te vergro­ten of om de posities in de groep te bepalen. Wij koppelen direct een positieve inten­tie aan het pestgedrag bij dieren, zou je kunnen zeggen. Bovendien kunnen we dieren hun gedrag niet kwalijk nemen: zij volgen hun in­stinct. Maar bij mensen ligt dat anders. Wij laten ons niet puur leiden door ons instinct; wij denken er ook nog bij na. En dat geeft te den­ken… Want hoe halen wij het dan in ons hoofd om te pesten?

Wanneer ik deze vraag op deze manier stel, klinkt het mis­schien alsof pesten slecht is. Iets verderfelijks dat we niet zouden moeten doen. Is dat eigenlijk wel zo?

Pesten; wat is daar mis mee?

Voor sommige mensen is pesten een probleem. Ik persoonlijk heb er niet zo’n moeite mee. Eerlijk gezegd, houd ik wel van pesten, maar aan Zwarte Pieten heb ik altijd een hekel gehad. Als pes­ten treiteren wordt, is voor mij de lol er van af. Mensen die moeite hebben met pesten en pesten als probleem ervaren, hebben het in mijn ogen dan ook over Zwarte Pieten. Over systematisch pesten, over treiteren.

In de literatuur wordt vaak onderscheid gemaakt tussen pesten en plagen (Van der Meer, 1993; Vonkeman, Jacobs en Buddelmeij­er, 1995). Ik onderscheid liever incidenteel van syste­matisch pesten. Voor mijn gevoel is plagen een proces van een andere orde. Van plagerijen zul je geen psychi­sche schade oplopen. Een plagerijtje is vaak minder op de persoon gericht en daardoor makkelijker te relativeren. Hoe langer iemand door gaat met plagen, hoe flauwer en meliger het vaak wordt. Incidenteel pesten zal ook niet direct tot psychi­sche schade leiden. Maar wanneer iemand systematisch gepest wordt, kan dat vergaande conse­quen­ties hebben. Vandaar dat we beter onder­scheid kunnen maken tussen inciden­teel en systema­tisch pesten in plaats van tussen plagen en pesten.

Leerkrachten, groepsleiders, pedagogen en psychologen en ook ouders die aan pesten denken, worden daar meestal niet zo vrolijk van. Laten we daarom de schaduw­zijde van pesten eens wat beter belichten, want je zou kunnen zeggen dat incidenteel pesten in zekere zin goed is voor de ontwikkeling van kinde­ren.

Pesten daagt kinderen bijvoorbeeld uit een aantal sociale spelregels te leren en vaardig­heden te ontwik­kelen. Denk bijvoorbeeld aan het nauwkeurig observeren van non-verbale reacties. Pesten stelt kinderen in de gelegenheid beter te leren voor zich­zelf, voor anderen en voor bepaalde belangen op te komen; een positie in te nemen en die te verdedi­gen. Pesten kan hen helpen (beter) grenzen te leren stellen en die aan te geven. En al pestend breiden kinderen hun non-verbale en verbale gedragsre­per­toire uit. Voor sommige kinde­ren is pesten een vorm van hersengymnastiek waarmee ze hun prestaties in de gymzaal kunnen compenseren, maar waar ze vooral mentaal leniger van worden.

De situaties waarin pesten dit soort effecten heeft, zijn meestal kort en krachtig. Het evenwicht tussen de pester en degene die wordt gepest wordt niet echt verstoord doordat de pester of de gepeste vrij snel de balans herstelt. Dit soort situa­ties gaat (daarom) aan veel volwasse­nen onopge­merkt voorbij. Wanneer één persoon echter langere tijd systema­tisch het onderspit delft, ontstaat wel een onevenwichtige situatie. Het kind dat langere tijd doelwit is, reageert niet (meer) adequaat en gaat zich als slachtoffer gedragen. In dat geval kan dat ongunstig zijn voor zijn verdere ontwikkeling. Een interes­sante vraag voor opvoeders is dan: ‘Hoe kunnen we dat voorko­men?’

Pagina's: 1 2 3 4 5 6 7 8 9

Volgende pagina

 

Reageren is niet mogelijk.