Bij de nabespreking kun je als spelleider een verbindingsschakel vormen tussen de afzonderlijke gezinsleden. Ook kun je als vertaler optreden. Daarnaast is het zinvol de gezinsleden te stimuleren rechtstreeks met elkaar te communiceren. Je kunt hen daarbij bijvoorbeeld ondersteunen door hen feedbackregels te geven. Of meta-modelvragen (NLP-specificatievragen) te leren stellen.

Nodig het gezin ook uit om na een activiteit iets uit te kiezen waar ze het volgende spel op willen letten. Wat zien ze als specifiek aandachtspunt? Laat hen een afspraak maken op een gebied dat niet helemaal naar wens verliep. Bijvoorbeeld: “we laten elkaar uitpraten”, “we checken of iedereen de opdracht begrepen heeft vóór we aan de slag gaan”, “we inventariseren ieders ideeën voor we er één uitproberen” of “we houden ons aan de afspraken”. De eerstvolgende activiteit let jij dan op hoe hiermee wordt omgegaan. Op deze manier wordt het gezin meteen uitgenodigd hun kwaliteiten op een gebied waar zij zèlf een veranderingswens hebben, verder te ontwikkelen.

Bij deze werkwijze stel je je als therapeut in principe op als spelleider. Jij organiseert activiteiten om gezinsleden leerkansen te bieden. Maar wat zij er precies uit halen, welke conclusies zij trekken, laat je grotendeels aan hen zelf over. Op grond waarvan kies je voor deze opstelling?

Waar ga je van uit?

Aan deze aanpak liggen ‘postmoderne’ (POMO) ideeën ten grondslag. In de -wat we kunnen noemen- ‘moderne’ (gezins)therapie werkte de therapeut volgens een behandelingsmodel aan een behandelingsplan. Binnen de systeembenadering bestond de eerste stap tot nu toe uit het signaleren van de manier waarop symptomatische gedragingen veelal afhangen van en invloed hebben op heersende gezinsstructuren en interactiepatronen. Vervolgens hielp de therapeut gezinsleden te komen tot een oplossing van de heersende problemen en nieuwe patronen van transacties binnen het gezin (Lange, 1985). En mijn vraag is nu: wat voor bezwaren kleven hieraan?

Deze benadering impliceert dat één of meer gezinsleden bepaalde specifieke dingen moeten leren. Het behandelingsplan wordt een soort leerroute, waarbij je als therapeut een leertraject uitstippelt. Al of niet in overeenstemming met de cliënt(en) of een behandelteam. Maar ervaar je in de praktijk juist niet dat mensen uit dezelfde woorden, interactie of activiteit diverse conclusies trekken?

Hoewel je als therapeut in een bepaalde richting kunt sturen, is het de vraag of de cliënten de weg afleggen die jij voor ogen hebt. Bovendien is een gezin zó’n dynamische groep van diverse individuen. Als je daar even bij stil staat, heb je snel door dat het praktisch onmogelijk is hen gezamenlijk in hetzelfde tempo dezelfde weg te laten bewandelen. Als ze dat konden, waren ze waarschijnlijk nooit bij jou terecht gekomen!

Een centrale gedachte binnen POMO-onderwijs (Derks, 1997) is, dat ieder mens op zijn eigen manier leert. Conform deze gedachtengang gaan we ervan uit dat ieder gezinslid alleen die dingen leert waar hij klaar voor is en waar hij behoefte aan heeft. Ieder gezinslid trekt tijdens en naar aanleiding van (spel)sessies conclusies. Deze conclusies kunnen gegeneraliseerd worden tot overtuigingen. Die overtuigingen sturen vervolgens weer iemands gedrag aan. Tegelijkertijd zullen gezinsleden tijdens de (spel)sessies op een onbewust niveau gedrag modelleren van andere gezinsleden en/of de spelleider. Degene die de activiteiten leidt, noemen we spelleider en geen therapeut. Hij is geen “behandelend geneesheer” (zoals therapeut volgens het Kramers woordenboek omschreven wordt), maar eerder een postmoderne trainer die activiteiten zodanig organiseert dat gezinsleden leerkansen krijgen. Deze leerkansen worden groter wanneer de spelleider uitgaat van de NLP-vooronderstellingen[2]. Eén NLP-aanname willen we hier expliciet als spelregel geven.

Een belangrijke spelregel voor de spelleider

Wanneer we praten over ‘een gezin’ lijkt het alsof we suggereren dat dat een eenheid is; iets constants. Maar met het woord gezin verwijzen we naar een groep mensen met een bijzondere dynamiek: gezinsleden maken samen èn ieder afzonderlijk een ontwikkeling door. En het zou goed zijn wanneer we als therapeuten sterker benadrukken dat dat zo is en dat dat -hopelijk- zo blijft. Het Ideale Gezin bestaat niet. En hoeft niemand na te streven. Het is voor ieder gezin de kunst om om te gaan, in te spelen op de dingen die zij -samen en ieder afzonderlijk- tegenkomen en meemaken.

De natuurlijke neiging van mensen die een probleem ervaren, is: proberen om dat probleem op te lossen. Of het nu gaat om een fileprobleem of te kleine huisvesting; doorgaans is onze benadering erop gericht tot een definitieve oplossing te komen. Is dat een mooi streven of juist een fundamentele vergissing in ons denken?

Voor een aantal mensen is het idee ‘in therapie te gaan’ nog steeds bedreigend. Zij ervaren dat als falen; zelf zijn ze ergens niet uitgekomen en hebben een buitenstaander nodig. Om uit de problemen te komen? Of om verder op weg te worden geholpen? Geen enkele therapeut heeft de illusie een gezin dat hij begeleidt voor eeuwig uit de problemen te helpen. Maar het is zijn taak gezinnen dat explicieter te laten ervaren.

Gezinnen beschikken over enorm veel kwaliteiten, vaardigheden en vermogens. Niet altijd is helder welke. En niet altijd worden die ingezet. Daarom is het belangrijk dat een ‘therapeut’ het als één van zijn belangrijkste doelen ziet de gezinsleden te assisteren in het herkennen en activeren van de reeds aanwezige hulpbronnen. Dat zij ervaren dat zij beschikken over hulpbronnen. En dat zij die in kunnen zetten en verder kunnen ontwikkelen. Opdat zij (steeds) beter in kunnen spelen op dingen die zij in hun (gezins)leven tegenkomen.

De belangrijkste spelregel voor de spelleider is daarom de NLP-aanname: “Een gezin beschikt over de hulpbronnen die nodig zijn voor positieve verandering”.

 

Reageren is niet mogelijk.